Op deze pagina vind je veelgestelde vragen over het thema Relaties en Seksualiteit.

De helft van alle 16-jarige jongeren heeft wel eens gezoend. Met 18 jaar heeft de helft van alle jongeren tussen de 12 en 25 jaar ervaring met geslachtsgemeenschap gehad. In 2012 was dat met 17 jaar het geval. Sinds 2017 was dat 18 jaar. Jongeren beginnen dus niet steeds vroeger met seks. Wel komt voor veel jongeren de eerste keer onverwacht. Sommige jongeren zijn zelfs overgehaald: van de meisjes zegt 12 procent te zijn overgehaald tot de eerste keer geslachtsgemeenschap. Bij jongens is dat 3 procent. Over het algemeen geldt dat jongeren met een lager opleidingsniveau eerder seksueel actief zijn. Zie  www.seksonderje25e.nl

Ouders zijn soms te laat met het geven van voorlichting. Sommige ouders vinden het nog niet nodig om het onderwerp seksualiteit aan te kaarten. Ze gaan er vanuit dat hun kind nog niet met seks bezig is. Daarnaast vinden sommige ouders het lastig om hierover met hun kind te praten. Verder geven ouders niet altijd de juiste informatie. In sommige gezinnen heersen bijvoorbeeld misvattingen over het maagdenvlies. Er zijn ook ouders die zeggen dat je van anticonceptie onvruchtbaar wordt. Ook daarom is het belangrijk dat jongeren goed worden voorgelicht en dat ze naar betrouwbare informatiebronnen worden verwezen. Daarom is het belangrijk dat de school seksuele en relationele vorming geeft.

Jongeren zeggen op school met name informatie te hebben gekregen over voorplanting, anticonceptie en soa Seksueel overdraagbare aandoeningen (Seksueel overdraagbare aandoeningen)’s. Ze beoordelen de informatie die ze op school hebben gekregen gemiddeld met een 5,8.  Ze willen dat seksuele vorming op middelbare scholen over meer gaat dan alleen voortplanting. Het moet ook gaan over onderwerpen als seksuele identiteit, wensen en grenzen, sexting en plezier in seks. Ook willen zij meer les in de bovenbouw, omdat er juist dan veel gebeurt in hun seksuele ontwikkeling (rapport: “Gewoon, het taboe eraf halen”).

Jongeren kijken eerst op internet als ze iets willen weten over seks. Op de tweede plaats komen vrienden en vriendinnen. 78 procent van de jongens bekeek het afgelopen half jaar porno, tegenover 36 procent van de meisjes. In totaal zegt 73 procent van de jongens en 76 procent van de meisjes dat porno niet hetzelfde is als echte seks.

De meeste ouders zijn er blij mee. Ook zijn veel ouders blij dat de school hen als ouders informatie geeft en dat ze de kans krijgen om hier met andere ouders over te praten. Soms krijgen scholen negatieve reacties van ouders. Bijvoorbeeld omdat ze zelf seksuele voorlichting willen geven. Of omdat ze bang zijn dat de school met deze lessen seksueel gedrag bij hun kind aanmoedigt. De school kan negatieve reacties wegnemen door ouders vroegtijdig te informeren over de seksuele voorlichting op school en te benadrukken dat het gaat om het weerbaar maken van de leerlingen, zodat ze zelf verstandige keuzes kunnen maken en hun grenzen durven aangeven.

Docenten die het lastig vinden om seksualiteit te bespreken in de klas, kunnen veelal een docentenworkshop volgen van de GGD Gemeentelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke gezondheidsdienst) in hun regio. Het blijkt dat docenten hierdoor schroom verliezen en enthousiast raken om met de lessen aan de slag te gaan. Ook kunnen docenten tips vinden op de website www.seksuelevorming.nl. Mocht de school aan de slag gaan met Lang Leve de Liefde, dan is er de website www.lesgevenindeliefde.nl waar de docenten tips kunnen vinden over het omgaan met lastige situaties in het lesgeven.

Docenten kunnen er ook voor kiezen om een digitale workshop te volgen op Langlevedeliefde.nl.